Magazine

Thomas Trum: met verf getekend

Door Charlotte Hoitsma — 21 maart 2023

Thomas Trum wil sporen achterlaten. Een spoor is een afdruk, een teken dat is achtergelaten door een eerdere aanwezigheid. Met zijn verfsporen wil Trum niet naar zichzelf verwijzen, maar vragen om aandachtig te kijken. De lijn nodigt het oog uit om het spoor te volgen.  

Trum opereert binnen een beperkt kader dat hij zichzelf oplegt door enkel te focussen op lijn en kleur. Dit lijkt een eenvoudig gegeven, maar er zit een uitdaging in het werken met minimale elementen: om met zo min mogelijk, zo veel mogelijk te laten zien. Bij Trum leidt deze aanpak tot een eigen grammatica. Hij toont krachtige beelden met een duidelijk herkenbare kleurrijke en abstract-geometrische beeldtaal.  

De lijn

Trum werkt de lijn uit in series van vormen. Bijvoorbeeld twee lijnen die elkaar doorkruisen, overlappende cirkels en meest recent - de waaier. Elke serie gaat gepaard met een periode van intense focus op een specifieke vorm. Trum wil deze diepgaand onderzoeken, perfectioneren en op verschillende manieren uitwerken. Het resulteert in een doorlopend onderzoek naar de mogelijkheden van lijn en kleur.  

Een vergelijking met Sol LeWitt, wiens oeuvre is gevormd door experimenten met lijn en kleur, ligt dan ook voor de hand. LeWitt observeerde de wezenlijkheid van een lijn: een tekening van een lijn is altijd een lijn en representeert daarmee niets meer en minder dan zichzelf. Deze boodschap fascineert Trum eindeloos. Het is een belangrijke kerngedachte van het conceptuele denken van LeWitt, dat de betekenis verplaatst van een statisch object als eindresultaat naar de innerlijke logica van het werk zelf.  

Wall Drawing Sol Lewitt. Spoleto. foto Manuelarosi (https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Wall_drawing_Sol_LeWitt._Spoleto.jpg)
Thomas Trum in studio voor testmuur met colourchanging line

Trum verhult deze innerlijke logica, die ligt in de zichtbaarheid van het maakproces, niet. De overlappende vormen nodigen de beschouwer uit om de beweging van de lijn te volgen en dagen tegelijkertijd uit om te traceren in welke volgorde deze is aangebracht. Daarmee wil Trum vragen om actief te kijken naar de vorm. Hij blijft daarbij nadrukkelijk weg bij figuratie of herkenbare onderwerpen in zijn werken. De lijn en de puzzel van hoe deze is aangebracht staan centraal.  

De benadering van Trum van de lijn is daarmee bijna meer een tekenachtige dan schilderkunstige. Zoals kunsthistoricus Norman Bryson beschrijft, is dit onderscheid te maken op basis van de zichtbaarheid van elke handeling. Waar in schilderijen laag over laag geschilderd wordt tot het schilderproces niet meer navolgbaar in kaart te brengen is voor de beschouwer, blijven de sporen van het tekenen duidelijk in beeld. Zo is te zien in welke volgorde het beeld is opgebouwd. Dit tijdsaspect in relatie tot de lijn wordt benadrukt door de titel Taking a line for a walk van Trums solotentoonstelling in de Alkmaarse Grote Kerk in 2021. De titel geeft aan hoe in het voortbewegen van een statisch punt een lijn ontstaat en beschrijft daarmee tegelijkertijd letterlijk Trums maakproces.  

Een belangrijk element voor de leesbaarheid van de handeling is, naast de eenvoud van vorm, de omgang met kleur. De monochromie waar Trum overwegend voor kiest, zorgt voor een verzadiging bij overlappende gedeeltes. Niet alleen krijgt het werk daardoor een zekere dieptewerking, maar ook wordt de volgorde waarin de lijn is aangebracht op deze manier zichtbaar gemaakt.   

De machine 

Waar Sol LeWitt, als consequentie van het conceptuele gedachtengoed, het artistieke concept lostrekt van de uitvoering daarvan, is de uitvoering bij Trum een essentieel onderdeel van zijn artistieke praktijk. LeWitt schreef: ‘the idea becomes the machine that makes the art’, om het idee van een kunstwerk voorop te stellen en de rol van de kunstenaar te minimaliseren. Bij Trum spelen echter materiaal-technische overwegingen juist een grote rol. Dit komt zowel naar voren bij zijn omgang met de verf als bij de speciale gereedschappen die hij zelf bouwt.  

Trum is, ondanks de tekenachtige benadering van de lijn, wel degelijk een echte schilder. Vanuit zijn achtergrond als huisschilder en in de graffiti-scene heeft hij veel aandacht voor de verfbehandeling, het vullen van vlakken en de eigenschappen van het materiaal. In zijn proces is het materiaalonderzoek dan ook drijvend. In zijn exposities komt het tonen hiervan steeds meer aan bod. Zo mag de verf hier en daar druipen en worden de cirkels die zijn nieuwe verfspuit achterlaat niet verborgen.   

Trum zijn interesse in het achterlaten van sporen komt deels voort uit zijn graffiti-achtergrond. Maar daarnaast vloeit het ook voort uit zijn fascinatie voor grote voertuigen zoals landbouwmachines die efficiënt een taak uitvoeren en daarbij een ritmisch patroon achterlaten. Hij kijkt met een Trum-blik naar de wereld. Een patroon in eendenkroos in het water door een boot, een wegveegmachine of ijsdweilmachine voorzien hem van inspiratie. De techniek van deze machines zorgt voor een doeltreffende opschaalbaarheid die Trum ook toe wil passen op de lijn in zijn werk. Hij bouwt daarmee op zijn eigen manier verder op de minimalistische en conceptuele kunst, zoals van LeWitt, die in de jaren zestig ontstond. 

De beperkingen in formaat van het tekenmedium zorgen ervoor dat deze onmogelijk op te schalen is. Met verf is de lijn echter wel op te schalen. Als een experimentele uitvinder gaat hij met een DIY-houding te werk om tot die ene machine te komen die het resultaat heeft wat hij voor ogen heeft. Om met LeWitt te spreken: Trum maakt de machine die het werk maakt.  

In zijn studio komen analoog en hightech bij elkaar. Naast de evidente verfpotten- en mengbekers bevinden zich daar ook onderdelen van agrarische werktuigen en wegmarkeringsmachines. Trum construeert hiermee levensgrote viltstiften en zijn eigen spuit-constructies. Het vervaardigen van deze technieken is een langdurig proces waarin verschillende mogelijkheden worden getest, verbeterd en uiteindelijk geperfectioneerd. Deze trial-and-error manier van werken is kenmerkend voor het gehele werkproces van Trum. Dagelijks experimenteert hij met materiaal, techniek en vorm, wat een grote veelheid aan productie oplevert.  

De experimentele voorbereiding staat in contrast met de uitvoering van het uiteindelijke werk dat soms maar enkele minuten duurt. Als dansers studeren hij en zijn artistieke en levenspartner Mieke Billekens de bewegingen in die nodig zijn om het werk uit te voeren zoals hij voorbereid heeft. Het leidt tot een soort choreografie die de lijn zo goed mogelijk op de muur of doek brengt. Wie de lijn bekijkt, ziet dus ook de lichamelijkheid: de beweging gegoten in kleur, een spoor achterlatend op de muur of het canvas. Tegelijkertijd ondermijnen kleine afwijkingen het anders wat machinale karakter. Een veeg in een andere kleur, een kleine kwinkslag of een lijn die net niet helemaal aansluit, laten de sporen van de makershand zien. De geometrische verschijningsvorm die in eerste instantie wat afstandelijk kan aandoen, onthult aan wie nader kijkt details die de menselijke hand blootleggen. 

Tot slot 

Ergens in Het Noordbrabants Museum zit een werk van Trum verstopt onder een laag witte muurverf. Het museum nodigde hem in 2018 uit om een tijdelijke muurschildering te maken in de Tuingalerij, die daarna opnieuw beschilderd werd om plaats te maken voor andere tentoonstellingen. Met de solotentoonstelling Daily Spins is Trum 5 jaar later wederom in Het Noordbrabants Museum, en is de ontwikkeling die hij sindsdien heeft doorgemaakt goed te zien. Niet alleen zijn er nieuwe vormen in zijn werk ontstaan en worden zijn schilderingen steeds groter, maar ook zijn directere omgang met de ruimte valt op. Materiaal, proces en ruimte komen steeds meer samen. Zo blijft Trum zich telkens vernieuwen binnen zijn praktijk. Het maakt nieuwsgierig naar de toekomst. Zo droomt hij er naar eigen zeggen van om zijn sporen ooit op de maan achter te laten. Wie de experimenteerdrift van Trum enigszins kent, weet dat dit scenario niet uitgesloten is.  

Charlotte Hoitsma (1993) is conservator moderne en hedendaagse kunst bij Het Noordbrabants Museum. Ze behaalde cum laude haar Research Master aan de Universiteit Utrecht. Na haar afstuderen werkte ze als junior docent aan de Universiteit Utrecht en als junior conservator moderne kunst bij Stedelijk Museum Alkmaar. Een aantal van haar interessegebieden zijn: textielkunst, de domestieke ruimte in kunst, de wisselwerking tussen spiritualiteit en abstracte kunst en de mens-natuur relatie.